Bart Lunenburg - Support for a Glorified Ceiling (2024)
“De schaduwen van welke houtconstructies houden zich schuil tussen de bomen?” Voor zijn werk duikt kunstenaar Bart Lunenburg (1995, woont en werkt in Amsterdam en Utrecht) geregeld in de overleveringen rond houten architectuurelementen. Als constructiemateriaal, als markering van macht, of folkloristisch hulpmiddel. Hier laat de kunstenaar ons kennismaken met de verborgen verhalen van De Oude Warande.
Support for a Glorified Ceiling bouwt voort op een reeks werken genaamd A House with Two Shadows, waarin hij geschiedenissen verkent van opbouw en afbraak van historische houtbouw. Het leidde tot sculpturen die onder meer bestaan uit zorgvuldig vervaardigde maquettes van dakconstructies. Zijn nieuwe werk is specifiek geïnspireerd door de architect-timmerlieden van de Franse vereniging Le Compagnonnage, die hun ontwerpen van ingenieuze houtverbindingen en spantwerk eveneens in maquettevorm met elkaar deelden.
Met Support for a Glorified Ceiling slaat Lunenburg echter een nieuwe richting in, waarbij hij speelt met schaal, zowel qua afmeting als tijd. Hij roept de architectuur op van Franse dakconstructies, waarmee hij onder meer verwijst naar een niet-gerealiseerd classicistisch paleis dat de Franse hofarchitect Robert de Cotte (1656-1735) voor het park ontwierp, evenals de kastelen en landhuizen van de adel die in de loop der eeuwen wél verrezen maar inmiddels door brand, verval of sloop zijn verdwenen. De herhaling van vormen in het werk wijst op de beweging van het oprichten van het spantwerk en gaat tegelijkertijd in op een belangrijk aspect van bouwtradities op het platteland: het gebruik om boerderijen die door brand verloren zijn gegaan als een exacte kopie opnieuw op te bouwen.
“Hout had, vanwege de alomtegenwoordigheid van het materiaal, af en aan een lage status als bouwmateriaal”, aldus Lunenburg. Het werd daarom niet zelden aan het zicht onttrokken, door plafonds in de huizen van de hogere klasse, maar bijvoorbeeld ook door stenen gewelven in kerken. De titel verwijst dan ook naar deze sociaalhistorische dimensie van houtbouw, en het werk biedt hiermee een transhistorische bespiegeling op de lokale omgeving, de status van hout als medium en de verwevenheid met klasse, zichtbaarheid en wat – al dan niet door mensenhanden – mag voortbestaan, of op cyclische wijze terugkeert.